This article is only available in Dutch.

Review

Democratic politics as ‘publicing’

Rudi Laermans

In haar recente werk kruist de Griekse, in Brussel werkende podiumkunstenares Danae Theodoridou ideeën over performance, publieke ruimte en politiek op een tegelijk experimentele en onderzoeksgerichte manier. Het experimentele karakter ligt in de opzet: de constructie van een collectieve situatie met een onzekere uitkomst. De onderzoeksdimensie sluit daar direct bij aan en wordt gedragen door bredere vragen. Hoe zou een waarlijk democratisch samenleven eruit kunnen zien? Hoe krijgt de idee van de polis gestalte doorheen een gemeenschappelijk handelen dat altijd ook performatief is omdat het een publiek veronderstelt, een adresseren van anderen dat noodzakelijk samengaat met een presenteren van zichzelf, dan toch de twee fundamenten van ‘het theatrale’?

Deze vragen staan ook centraal in Theodoridou’s jongste project The Practice of Democracy / An Analogue Campaign, dat van 2019 tot 2021 werd gerealiseerd in meerdere steden in België, Griekenland, Nederland en Oostenrijk. Het project omvat twee luiken. Eerst schrijven de deelnemers, die vrijwillig intekenen, elk een speech. Daarbij laat ieder zich inspireren door opgegeven taken of vragen en daarop inhakende collectieve gesprekken over persoonlijke ervaringen met democratische praktijken. De betogen worden vervolgens onaangekondigd uitgesproken op een publieke plek, zoals een koffieshop of een plein, met aansluitend een discussie tussen alle aanwezigen. Belangrijk is dat iedere individuele speech start met dezelfde performatieve openingszin: ‘Imagine we are not strangers, but a group of people who need to make a common decision.’

De inzet van het project wordt trefzeker samengevat in de titel van het mooi uitgegeven begeleidende boek dat vorig jaar bij de Atheense uitgeverij Nissos verscheen: Public_ing: Practising Democracy Through Performing. Je hebt geen publiek, maar maakt dat al handelend, en dat zowel in het theater als de politiek: déze performativiteit wettigt het neologisme ‘publicing’. In het eerste deel van het boek verduidelijkt Theodoridou die notie vanuit een veelzijdig conceptueel kader. Ze doet dat helder en zonder overbodig vertoon van haar algemene theoretische bagage. In de resterende pagina’s, goed voor twee derde van de publicatie, komen participanten en uitgenodigde observatoren aan het woord, evenals initiatiefnemers van vergelijkbare projecten. Het boek bevat daarnaast ook voorbeelden van de gebruikte opdrachten en vragen, foto’s en blanco pagina’s die de lezer uitnodigen om eigen gedachten neer te schrijven. Samengenomen zouden het artistieke project en de reflectie daarop een uitstekend doctoraat in de kunsten vormen. Maar dat behaalde Theodoridou al jaren geleden aan University of Roehampton (Londen).

De blanco bladzijden zijn welkom. Project en boek zetten inderdaad aan om verder door te denken. Mij deden beide vooral stilstaan bij de relatie tussen kunst en politiek enerzijds en de verhouding tussen politiek en democratie anderzijds. Anders dan die van vele andere artiesten handelt de kunstpraktijk van Theodoridou alvast niet over politiek of democratie en focust die evenmin op sociale problemen. Ze vertrekt daarentegen van een constructivistische attitude: kunst die ertoe doet komt neer op ‘the invention of processes and practices that will affirm other possibilities of living together’. Het bedenken en verwerkelijken van die mogelijkheden impliceert samenwerking met anderen, niet in het minst om in zo’n cocreatie de basiscontouren zichtbaar te maken van algemener gedeelde ‘sociale verbeeldingen’.

Het concept van sociale verbeelding speelt een grote rol in het werk van Cornelius Castoriadis. Het verwijst naar andere vormen van samenleven die er tegelijk al wel en niet zijn: ze bestaan virtueel, maar wachten op actualisering. Juist dat doet ‘publicing’, in de enge politiek-sociale betekenis: het collectief zichtbaar maken van ‘emergent communities’, van ‘wat kan’ in ‘wat is’, door mogelijkheden samen te praktiseren. Telkens wanneer dat gebeurt in de aanwezigheid van anderen ontstaat per definitie ook een publieke ruimte.

‘Publicing’, dat is de potentiële toekomst van het heden hier-en-nu tijdelijk verwerkelijken. Daarbij speelt de open verbeelding van een nieuwe sociabiliteit een doorslaggevende rol: zij is de motor van het gecreëerde experiment dat van de orde is van een komende gemeenschap, een die bezig is te worden maar door de heersende structuren en ongelijkheden wordt geblokkeerd, uitgehold, afgebogen… Theodoridou gebuikt het begrip zelf niet, maar haar artistieke praktijk is onmiskenbaar een voorbeeld van wat politicoloog Carl Boggs ‘prefiguratieve politiek’ noemt, of het anticiperen van een reëel mogelijke toekomst in haar tijdelijke realisering.1

Cruciaal voor de ‘publicing’ in The Practice of Democracy / An Analogue Campaign is de alsof-clausule van fictionaliteit. Die is constitutief voor alle kunsten en schept een wereld-in-de-wereld. Met de openingszin van iedere individuele speech wordt binnen de openbare ruimte, in territoriaal-sociale zin, ook meteen een publieke ruimte afgebakend in de politieke betekenis (pro memorie: ‘Imagine we are not strangers, but a group of people who need to make a common decision’). De politieke dimensie ligt in de toespitsing van het samenzijn op het nemen van een gemeenschappelijke beslissing.

The Practice of Democracy / An Analogue Campaign toont dat álle politiek begint met het in elkaar haken van sociale verbeelding en symbolische performativiteit. Politiek handelen vertrekt van een imaginair maar potentieel ‘wij’, dat als het ware kracht van werkelijkheid krijgt in een taaldaad als: veronderstel dat wij hier samen zijn om een beslissing te nemen. Zo’n uitspraak betrekt een losse groep mensen op een hen overstijgende algemeenheid en creëert zo een groepsgevoel. Deze vaststelling noopt tot meerdere kanttekeningen bij de relatie tussen politiek en democratie. Ik hou het bij de voornaamste en relateer die aan de twee fasen binnen The Practice of Democracy / An Analogue Campaign.

Zoals gezegd maken de deelnemers in de eerste fase samen individuele speeches aan. Ze refereren daarbij, mede op aangeven van de voorgegeven taken en vragen, aan een diversiteit aan eigen ervaringen met onderhandelingen of collectieve beslissingsprocessen. Deze fase sluit aan bij een brede notie van democratische politiek die alludeert op de mogelijkheid van een democratische maatschappij naar radencommunistisch model. Daarbinnen spelen parlementen in brede zin (ze hoeven niet te bestaan uit vertegenwoordigers) binnen zeer diverse sociale sferen een beslissende rol. Bovendien vormen ze de steunberen van de parlementaire democratie, in de engere politieke betekenis: ze informeren én contesteren die, wat zorgt voor een dialectische relatie tussen ‘de politiek’ en ‘het politieke’ (zo’n relatie bepleit ook cultuurfilosoof Dieter Lesage in zijn recent verschenen studie Het parlement en de velen. Pleidooi voor een radicale democratie).2

Zowel het eerste als het tweede luik van The Practice of Democracy / An Analogue Campaign veronderstelt dat het nemen van collectieve beslissingen via publieke gedachtewisseling en argumentatie de kern van alle democratische politiek uitmaakt. De praktijk van deliberatieve democratie, bekend van bijvoorbeeld burgerraden, deelt deze premisse en geeft daar een uitgesproken consensuele draai aan. Daarbij speelt sterk de idee, ontleend aan sociaal theoreticus Jürgen Habermas, dat in een geïnformeerde discussie het beste argument het haalt.3 Tegenover dat consensusdenken brengt een van de deelnemers terecht in dat het bij democratische politiek veeleer gaat om het vinden van een transversale consistentie tussen de individueel gedistribueerde capaciteiten om te spreken, te denken, te verbeelden… In de constructie van die meerdimensionale coherentie kunnen vormen van niet-polariserende dissensus even productief zijn als een argumentatief onderbouwde consensus. Tevens kan het collectieve beslissingsproces feitelijk uitmonden in een dissensuele consensus (dixit politicologe Chantal Mouffe), een politiek verenigd zijn ondanks – of zelfs vanuit – inhoudelijke meningsverschillen.4

De tweede fase binnen The Practice of Democracy / An Analogue Campaign leert voor alles dat democratische politiek ook een specifiekere vorm van ‘publicing’ inhoudt: publiek verschijnen door persoonlijk het woord te nemen, dus je stem te laten horen, in de aanwezigheid van onbekende anderen. Dat is een kwetsbare handeling die moed vraagt en intrinsiek risicovol is. Zoals filosofe Hannah Arendt heeft benadrukt, hangt de kwetsbaarheid samen met de onzekerheid over het bewerkstelligde effect: de onvoorspelbare antwoorden op jouw woorden.5 ‘Thus public space is constituted by and as performance, always both theatrical and political, irreducibly corporeal and therefore vulnerable to those who appear in it’, concludeert Theodoridou. Bij deze stellingname past enige terughoudendheid. Ze lijkt mij nog te zeer te getuigen van presentisme of wat postmodern filosoof Jacques Derrida ‘aanwezigheidsmetafysica’ noemt.6 Die manier van denken waardeert directe interactie of fysieke copresentie hoger dan relaties die door de geschreven taal of moderne technologieën worden bemiddeld: de eerste is echter dan de tweede. In onze netwerksamenleving krijgt de democratische maatschappij echter hoe langer hoe meer gestalte in digitaal georganiseerde vormen van collectief beslissen. De nieuwe communicatietechnologie vergemakkelijkt juist het nemen van beslissingen door directe parlementen, dus met uitschakeling van de bemiddeling door vertegenwoordigers. Desondanks heeft filosoof Judith Butler, op wie ook Theodoridou zich beroept, welzeker een punt als die de surpluswaarde van fysieke copresentatie tijdens assemblees onderstreept.

Ook bekeken vanuit de kant van de potentiële deelnemers is democratische politiek hoogst kwetsbaar. De uitnodiging om samen te overleggen en te beslissen, zo weet iedereen met enige ervaring in meetings, wordt vaak slechts partieel beantwoord. Deliberaties kunnen polariseren door het ontstaan van facties, bijvoorbeeld op basis van contrasterende belangen; even reëel is het beginnen overwegen van ‘exit’ op ‘voice’ (de econoom Albert Hirschman voegde daar in zijn klassieke studie over dit onderwerp nog een derde mogelijkheid aan toe: loyaliteit, die kan samengaan met conformisme).7 Bij ‘exit’ houdt een groot aantal aanwezigen de boot af, ja weigert die burgerschap, wat de democratische performativiteit doet stokken: het mangelt het politiek samenzijn aan voldoende engagement, zodat het imaginaire wij blijft haperen tussen potentialiteit en realiteit.

Specifiek aan het tweede luik van The Practice of Democracy / An Analogue Campaign is de logica van interruptie. Het gewone leven op straat of in een koffiebar wordt letterlijk onderbroken doordat een onbekende het woord neemt en uitnodigt tot politieke gezamenlijkheid. Die disruptieve logica van de uitzonderingstoestand kenmerkt ook vele uitingen van activisme die draaien rond het politiseren van een schijnbaar onpolitieke situatie, te beginnen met werknemers die na een vakbondsspeech spontaan het werk neerleggen, dus zonder stakingsaanzegging. Theodoridou’s artistieke praktijk sluit hierbij aan en schrijft zich tegelijk in binnen een artistiek-politieke traditie waarbinnen het Situationisme en de Happening-bewegingen ondertussen canonieke ijkpunten vormen. Formele democratische praktijken van parlementarisering temmen die disruptieve logica. Maar niet helemaal: in de onverwachte interpellatie tijdens een slaapwandelende vergadering vindt democratische politiek telkens opnieuw haar momentum, ja haar identiteit terug. The Practice of Democracy / An Analogue Campaign en Public_ing, het door Theodoridou geïnitieerde artistieke project en het door haar geredigeerde boek, openbaren als het ware die identiteit. Dat is geen geringe zaak.

+++

Rudi Laermans

Footnotes

  1. Voor een bredere theoretische situering en voorbeelden van prefiguratieve politiek, zie Monticelli, Lara (red.). The Future is Now: An Introduction to Prefigurative Politics. Bristol University Press, 2022.
  2. Lesage, Dieter. Het parlement en de velen. Pleidooi voor een radicale democratie. EPO, 2022.
  3. Zie bijvoorbeeld Habermas, Jürgen. Over democratie. Boom, 2020.
  4. Mouffe, Chantal. On the Political. Routledge, 2011.
  5. Arendt, Hannah. De menselijke conditie. Boom, 2017.
  6. Zie bijvoorbeeld Derrida, Jacques. Marges de la philosophie. Minuit, 1972.
  7. Hirschman, Albert. Exit, Voice, and Loyalty. Responses to Decline in Firms, Organizations, and States. Harvard University Press, 1970.