Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 25 nr. 1, pp. 50-51
De afgelopen eeuw heeft jazz zich vanuit de Verenigde Staten ontwikkeld tot een muzikaal genre dat niet meer weg te denken is uit de internationale artistieke wereld. De acceptatie van jazz werd in 2011 onderstreept door UNESCO, toen de organisatie jazz – als eerste kunstvorm ooit – op de werelderfgoedlijst plaatste. Als een ‘symbool van eenheid en vrijheid’ is jazz een ‘bruggenbouwer’, aldus UNESCO, en een kunstvorm die bijdraagt aan ‘wederzijds begrip en tolerantie’. UNESCO benadrukt bovendien de rol van jazz als een positieve kracht in de ontwikkeling van een diverse en vreedzame samenleving. Je kunt uiteraard discussiëren over de daadwerkelijke maatschappelijke invloed van jazz. Feit is wél dat de muziek omarmd is door diverse gemeenschappen. Sinds een aantal decennia is er ook interesse vanuit wetenschappelijke hoek.
Jazz, de muzikale getuige van een turbulente zwart-Amerikaanse cultuurpolitieke geschiedenis en gevormd door een eeuw van technologische innovatie, laveert tot op heden tussen laagdrempelig vermaak en complexe, elitaire kunst. De muziek leent zich daarom bij uitstek als instrument om maatschappelijke tendensen verder te bestuderen. Waar de klassieke journalistiek zich veelal beperkt tot een beschrijvende en anekdotische portrettering van jazzmusici en hun werk, richten academici zich vanuit diverse richtingen (literatuur-, gender- en mediastudies, film- en muziekwetenschap, en andere) op jazz als een gesitueerde muziek die betekenis krijgt binnen een bepaalde culturele, sociale, politieke en economische context. In navolging van wetenschappelijke interesse in de Verenigde Staten staat jazzonderzoek inmiddels ook in Europa volop in de belangstelling. Instituten zoals de Universität für Musik und darstellende Kunst Graz, het Jazzinstitut Darmstadt en Birmingham City University zijn verantwoordelijk voor grootschalige onderzoeksprojecten, lezingen, symposia en congressen over jazz. Deze interdisciplinaire studie van jazz is inmiddels uitgegroeid tot een eigen specialistisch vakgebied, ook wel bekend als New Jazz Studies.
Met de publicatie van Meer dan Jazz heeft redacteur Stef Slembrouck zich de ambitie gesteld om een brug te slaan tussen verschillende wetenschappelijke en journalistieke disciplines die zich met jazz bezighouden. Het boek vloeit voort uit een reeks lezingen die in 2015 in Gent plaatsvonden, waarbij wetenschappers en journalisten uit verschillende vakgebieden werden uitgenodigd om over de rol van jazz in hun vakgebied te spreken voor een breed publiek. Het resultaat is een uiteenlopende verzameling, die een indruk geeft van de verscheidenheid aan manieren waarop men zich met jazz kan bezighouden: als musicus, luisteraar of journalist, maar ook als letterkundige, filmwetenschapper, pedagoog, socioloog of muziekwetenschapper. Jazz, zo blijkt uit de hoofdstukken, is veel meer dan alleen improvisatiemuziek. Het is ook een luisterproces, een literair thema, filmmateriaal, een filosofisch begrip en een vorm van sociale interactie.
De verzameling artikelen is zeer uiteenlopend van benadering en onderwerp, waardoor het risico van willekeur op de loer ligt. Dit wordt versterkt door de verschillende schrijfstijlen van de auteurs, waarbij de ene auteur duidelijk meer aandacht heeft besteed aan het uitwerken van de oorspronkelijke presentatie dan de andere. Het artikel bijvoorbeeld van Marc Leman, waarin hij de rol van lichaamsbeweging in het muzikale luisterproces analyseert, leest eerder als een verzameling notities bij een verder interessante presentatie dan als een uitgewerkt, goedlopend artikel. Daarnaast zijn er andere kwesties van redactionele aard, zoals de volgorde van de artikelen. In het eerste hoofdstuk geeft jazzdidacticus Maarten Weyler aan de hand van de jazz-standard You don’t know what love is de ongeoefende jazzluisteraar een aantal handvatten om naar conventionele jazzuitvoeringen te luisteren. De vormanalyses van de versie van onder andere Ella Fitzgerald, Miles Davis en Andy Williams zijn inzichtelijk en helder, maar zullen de iets meer geoefende luisteraar het boek wellicht verveeld terzijde doen leggen. En dat zou zonde zijn. De bijdragen van in het bijzonder de jongere auteurs zijn namelijk zeer de moeite waard.
In zijn beknopte overzicht van de rol van jazz in de Europese literatuur geeft literatuurwetenschapper Matthijs de Ridder bijvoorbeeld interessante inzichten in de verschillen per natie. Zo functioneert jazz als een wegbereider voor het communisme (Duitsland), als het primitivistische en exotische (Frankrijk) of als een ontregelende, subversieve kracht (Italië, Vlaanderen). Ook muziekwetenschapper en bassist Matthias Heyman houdt een helder betoog over de manieren waarop jazz is gevormd door de fonograaf, de platenspeler, de radio en andere technologische ontwikkelingen. Filmwetenschapper Pascal Vandelanoitte grijpt in zijn relaas de representatie van jazz in film aan om racisme te bespreken en te doorgronden. Sarah Posman positioneert het werk van John Zorn ten opzichte van de (literaire) avant-garde en gaat dieper in op begrippen als democratie, traditie en vooruitgang in de kunst. Met oog voor detail weten deze auteurs jazz te koppelen aan andere kunstvormen en bredere maatschappelijke ontwikkelingen.
Deze stemmen vormen een welkome aanvulling op de klassieke jazzjournalistiek die de afgelopen jaren de toon zette en die in Meer dan Jazz is vertegenwoordigd door jazzrecensent Didier Wijnants en de Britse jazzliefhebber Christopher Hall. Aan de hand van biografische anekdotes en muziek-stilistische beschrijvingen openbaart Wijnants het ‘goed bewaarde geheim’ pianist Andrew Hill, tot dan toe voorbehouden aan ‘insiders’. Jazzliefhebber Christopher Hall geeft een levendige en persoonlijke schets van de Londense jazzscene, waarvan hij sinds decennia deel uitmaakt. Tot slot komen ook de musici zelf aan het woord: in het laatste hoofdstuk geeft een jazztrio, bestaande uit saxofonist/fluitist Ben Sluijs, pianist Christian Mendoza en bassist Brice Soniano, commentaar op hun optreden in het auditorium van de universiteitsgebouwen de Blandijn in Gent. Helaas is er geen link naar de opname van de masterclass toegevoegd, zodat het blijft gissen naar wat Sluijs bedoelt als hij opmerkt dat ze een stuk gespeeld hebben ‘zoals het is’.
Met de keuze voor diverse auteurs van diverse achtergronden en generaties geeft Meer dan Jazz blijk van de manier waarop jazz als muzikale wereld ingrijpt op allerlei fenomenen in de samenleving: technologische ontwikkelingen, film, literatuur, poëzie. Het is dan ook meer dan terecht dat het onderwerp nu eens niet beperkt blijft tot het perspectief van de jazzrecensent. Daarnaast is het zonder meer een aanwinst dat hoofdstukken als die van Heyman aantonen dat kritisch en wetenschappelijk onderzoek óók toegankelijk en leesbaar kan zijn. Rest mij nog één verzoek: nodig eens wat vaker een vrouw uit.
+++
Loes Rusch
Universiteit van Amsterdam