De kunst van (ver)talen Dialoog

Over het wisselen van woorden

Mira Bryssinck

Van gedachten wisselen is de meest uitdagende vorm van dialoog. Woorden die ik voor mijn gedachten zoek, lijken er nooit mee overeen te stemmen wanneer ik ze uitspreek. Ik zoek andere woorden, waardoor nieuwe gedachten ontkiemen en ik mijzelf vastrijd. Bijgevolg is het voor mijn gesprekspartner niet meer helder waarover we spreken. Hij, zij of hen stelt vragen om mijn gedachten te ordenen of bevindt zich, in het beste geval, in dezelfde situatie. Hij, zij of hen verliest zich ook in nieuwe gedachten die door nieuwe woorden komen en rijdt zich eveneens vast. Heerlijk vind ik dat.

Taalverwarring is voor mij, als artiest, een basis van waaruit werk ontstaat. Als actrice probeer ik orde te scheppen in de taal en de gedachten van de auteur. Ik laat die ontmoeten met mijn gedachten en die van toeschouwers. Met alle nodige verwarring van dien. Als theatermaker breng ik soms chaos aan in gesproken taal waarvan we denken dat ze orde schept. Of ik bevraag die orde. Taalverwarring daagt mijn verbeelding uit. Ze legt een kern bloot over de moeilijkheid van menselijke communicatie. Tegelijk is ze troostend, die taalverwarring.

Binnen overheidsinstanties is iemand bevoegd om mij aan te schrijven via een ouderwetse brief per post. Ik ontvang een mededeling over mij als burger met een fysieke beperking. Die bevoegde persoon krijgt de opdracht om taal op een heldere, objectieve manier te hanteren. Afstandelijkheid is de huisstijl. Geachte en gelieve en met aandrang of met onmiddellijke ingang zijn populair in het jargon van de ambtenarij. De brieven zijn met trefzekere pen geschreven. Niet bedoeld om de complexiteit van menselijke communicatie te onderzoeken. Niet bedoeld om te troosten. En toch tonen zij ook de moeilijkheid van het mens-zijn.

Een unheimlich gevoel overmant mij wanneer ik overheidsbrieven open over mijn situatie als persoon met een beperking. Een grote verwarring maakt zich van mij meester. De briefschrijver slaat er geen acht op dat er intensief opzoekingswerk nodig is om me ervan te vergewissen dat de gekozen woorden zeker verwijzen naar de dingen waarvan ik vermoed dat ze ernaar verwijzen. Ik poog de achterliggende gedachte te vatten. De archaïsche taal vermomt zich in evidenties. Ik trek daardoor niet de taal in twijfel, maar mezelf als lezer.

Meer nog: toen ik een brief kreeg waarin het woord gebrekkige stond, trok ik mezelf als mens in twijfel. Ben ik wel een mens als men naar mij verwijst als de gebrekkige? Waarin blijf ik dan in gebreke? Wat is de tekortkoming die ik moet inhalen? Ik probeer mij een gebrekkige voor te stellen. Beelden die in mij opkomen zijn geen beelden meer van mensen. Eerder van anti-mensen, of on-mensen, ontmenselijkten. Een woord als invalide lijkt voorkomender. En persoon met een beperking maakt steeds meer opgang.

Toch neemt de samenleving het woord persoon nog niet mee in de beschrijving van alledaagse zaken. Onlangs liep ik langs een parking en hoorde mensen tegen elkaar zeggen dat je daar niet mag staan, want daar is de gehandicaptenparkeerplaats. ‘Parkeerplaats voor personen met een beperking’ is te lang om uit te spreken, wordt mij vaak diets gemaakt. Zo is dat met taal die aanduidt. Ze moet ook nog eens efficiënt zijn.

Mijn gesprekspartner bemerkt dat taal zoveel verandert. We schrappen woorden omdat ze niet meer bij deze tijd passen. Hij vraagt me of je nog gehandicapt mag zeggen. Want je weet tegenwoordig niet meer wat je nog mag zeggen. Taal die onzeker is, beangstigt. Maar kan taal massief zijn als je identiteit constant onderhevig is aan verandering?

Elke dag opnieuw wordt je identiteit geconstrueerd door informatie die je krijgt over de politiek, het openbare leven. Door nieuwe kennis uit boeken en films, door relaties en ontmoetingen. We zijn constant aan verandering onderhevig. Onze psychische staat is niet statisch, onze lichamen zijn dat evenmin.

Taal die geen rekening houdt met deze veranderingen plaatst hekken rondom ons. We kunnen onze identiteit niet vastleggen in een bindend contract. Zelfs niet in een charter voor inclusief taalgebruik. Inclusief taalgebruik betekent misschien wel: de beperkingen van taal incorporeren in de woorden die we elke keer opnieuw zoeken om onszelf te omschrijven. De bewegingsruimte om jezelf te zijn mag niet reiken tot de grenzen van de taal die voor anderen helder is. Wat we onduidelijk vinden, kunnen we niet benoemen. Wat we niet kunnen benoemen, heeft minder bestaansrecht.

Mijn fysieke beperking is niet iets wat ik ben. Ook die verandert. Soms denk ik dat ze een kast is, groot en log. Ze past nooit door de deur van de levensfases waarnaar ik verhuis. Wanneer ze eindelijk door de deur is, moet ik ze steeds verplaatsen in de kamer. Ze lijkt er geen plek te vinden, staat soms in de weg of heeft te weinig ruimte. Wanneer ik eindelijk een plaats heb gevonden voor de kast, moet ik alweer verhuizen naar een andere levensfase met een nieuw deurgat waar ze niet door kan.

Taalverwarring daagt mijn verbeelding uit.

Een andere gesprekspartner vertelt mij dat er in het Frans gesproken wordt over un person en situation de handicap. Een persoon die zich in de situatie van handicap begeeft. Een persoon met een veranderlijke beperking in een veranderlijke situatie. Ik weet niet of het courant is, maar het is wel treffend om vele mensen en vele situaties te duiden. Binnen queerness zijn de mogelijkheden om over gender, geaardheid, seksualiteit en relaties te spreken meervoudig. Het vraagt moed om een overheid en een hele samenleving te vragen ruimte te laten voor twijfel, voor onduidelijkheden. Om mensen ruimte te geven om niet te hoeven samenvallen met een louter medisch of fysisch discours.

Een persoon met een beperking? Een persoon met een meervoudige beperking? Een persoon in situatie van beperking? Laat ons samen een nieuwe toren van Babel bouwen. Een construct dat gestoeld is op taalverwarring. Een toren waarin iedereen zichzelf mag bepalen, waarin we de onhelderheid van wie we zijn kunnen meenemen in hoe we spreken over onszelf, waarin we samen tijd nemen om te herformuleren. Een toren waarin we kunnen wonen, waarin kasten passen. Een toren waarin deze kasten geen identiteit worden, hoogstens een eigenheid die we kunnen affirmeren via de taal waarin we van gedachten wisselen.

+++

Mira Bryssinck

(°1993) studeerde in 2016 af aan het KASK in Gent en is theatermaker en actrice. In 2017 was ze te zien in de televisiereeks Tytgat chocolat. Samen met Villa Voortman creëerde ze Utopia, wat meteen haar regiedebuut was. Met Jan Marcoen maakte ze LETTER bij het GEVOLG in Turnhout en in 2019 schreef en bracht ze haar eerste solovoorstelling Glory Box bij Compagnie Cecilia. De tekst werd eveneens gepubliceerd. In 2019 werd Mira laureate van zowel de Karen Vernimmenprijs als de Vocatiobeurs. Samen met Laura Vroom en Fred Libert richtte Mira Par Hasard op: een collectief dat eigen werk maakt en daarnaast een platform cureert voor work in progress.

mira.brys@gmail.com