This article was part of FORUM+ vol. 22 no. 3

This article is only available in Dutch.

Review

Past the fetishistic gaze

Staf Vos
Koninklijk Conservatorium Antwerpen, Het Firmament (Expertisecentrum voor het erfgoed van de podiumkunsten)

A.T. De Keersmaeker & B. Cvejić, A choreographer’s score (I). Fase, Rosas danst Rosas, Elena’s aria, Bartók. Brussel: Mercatorfonds / Rosas, 2012. 245 pp., ill., 4 dvd’s. ISBN 9789061535416.

A.T. De Keersmaeker & B. Cvejić, A choreographer’s score (II). En atendant & Cesena. Brussel: Mercatorfonds / Rosas, 2013. 308 pp., 2 vol., ill., 3 dvd’s. ISBN 9789462300125.

A.T. De Keersmaeker & B. Cvejić, A choreographer’s score (III). Drumming & Rain. Brussel: Mercatorfonds / Rosas, 2014. 193 pp., ill., 3 dvd’s. ISBN 9789462300484.

Boven: Drumming & Rain.
Onder: Opname van het interview voor de dvd’s die bij de boeken horen.
Foto: Anne Van Aerschot

Auteurs hebben de onvatbaarheid van dans en performance vaak verheerlijkt. Performance ‘becomes itself through disappearance’ (P. Phelan) en ‘the performer is a veritable avatar of Orpheus: he has no right to turn back on his course, lest he be denied the object of his quest.’ (L. Louppe).1 De erfenis van romantiek en symbolisme, maar ook het gebrek aan een algemeen aanvaard notatiesysteem, duwt dans nog steeds in de rol van een kunst die analyse overstijgt en een terugblik onmogelijk maakt. Of niet waard is: de neoplatoonse verheffing van de geest boven het lichaam gaf aan lijfelijke performance steevast de verdenking van oppervlakkigheid. Het resultaat daarvan is dat dans door de brede gemeenschap van kunstliefhebbers nog steeds veel minder goed begrepen wordt dan muziek, beeldende kunst en (theater)literatuur die hun plaats in de burgerlijke Bildung wél hebben afgedwongen. Om dans een breder draagvlak te geven, pleitte het nog steeds gretig geciteerde rapport Kanaries in de koolmijn uit 2007 terecht voor een sterkere band met onderwijs en educatie.2

‘Wouldn’t it be a rewarding achievement if one day dance were to attain an audience that could also read and reason about, and not just fetishistically admire, the sublime bodies of dance?’, zo formuleert performancewetenschapper en musicologe Bojana Cvejić de hoop die doorheen alle delen van A choreographer’s score voelbaar is.3 In 2012 verscheen het eerste deel van deze publicatiereeks die Cvejić samen met Anne Teresa De Keersmaeker zou uitbrengen. Het boek met vier dvd’s behandelt de belangrijkste choreografieën uit De Keersmaekers vroegste periode: Fase, Four movements to the music of Steve Reich (1982), Rosas danst Rosas (1983), Elena’s aria (1984) en de choreografe op Béla Bartóks Strijkkwartet nr. 4 (1984). Snel daarna verschenen de twee volgende delen over respectievelijk de recentere en de tussenliggende periode, met En atendant (2010) & Cesena (2011) en Drumming (1998) & Rain (2001). Een beurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen gaf Cvejić en De Keersmaeker de kans om choreografieën retrospectief te onderzoeken en alsnog scores te creëren: niet alleen om dansprofessionals en onderzoekers uit te dagen, maar ook om lezers zonder danstraining of -ervaring ‘te helpen om dans te begrijpen’.4

Het project vloeide voort uit een fundamentele interesse van De Keersmaeker in twee vormen van ‘overdracht’. Haar pedagogische aspiratie is al bekend sinds de oprichting van de hogere dansopleiding P.A.R.T.S. in 1995 en bereikte ook amateurdansers wereldwijd met het Re:Rosas!-project in samenwerking met fABULEUS (2013). De translatie van dans naar andere media en contexten ziet ze evenmin als een bedreiging voor haar discipline, integendeel. Sommige choreografieën werden aangepast voor film (onder meer door Thierry De Mey), andere voor tentoonstelling (recent Work/Travail/Arbeid, WIELS, 2015). Ook notaboekjes en tekeningen stelde ze tentoon (recent Work on paper, BOZAR, 2015). Kortom, de mogelijkheden om de leegte die dans achterlaat creatief te vullen zijn legio en hebben het massaal geïnteresseerde publiek nog niet verveeld.

In A choreographer’s score kiest Cvejić voor het model van de ‘kritische partituuruitgave’ uit de muziek, om de vorm en betekenis van de choreografieën naleesbaar te maken. Alleen moet de ‘partituur’ in het geval van dans nog worden samengesteld of zelfs gecreëerd alvorens te kunnen worden ‘uitgegeven’. De basis hiervoor vormde telkens een dubbelinterview met de choreografe: eerst spontaan, nadien gestructureerd op basis van een script. Het definitieve interview vindt de lezer op de dvd’s die bij de uitgaven horen. De Keersmaeker vertelt er, met behulp van taal, haar lichaam en een schoolbord, over de genealogie van de choreografieën, over de dramaturgie en de rol van meer of minder esoterische geometrische patronen daarin, over de macro- en microstructuur van de choreografie, en over de basisbewegingen, cellen, frases en procedures waarmee dat bewegingsmateriaal wordt verwerkt. De beschrijving van die procedures is intrigerend: het gaat om allerlei vormen van contrapunt, maar ook ‘my watching/walking/talking is my dancing’ en zelfs ‘the knitting machine’ of ‘house moving’. Banale associaties met deze namen verdwijnen als sneeuw voor de zon als je vervolgens ziet hoe ze worden omgezet in energie en beweging.

Er is in de interviews aandacht voor context maar vooral voor analyse: elke fase in de choreografie wordt gedetailleerd beschreven. Heel soms breken een spontane herinnering of een kwinkslag de uiteenzetting open. De Keersmaeker tekent schema’s op het bord, die vervolgens in beweging worden gebracht met behulp van animatie. Voor haar vroegste werken danst de choreografe ook zelf de basisbewegingen, terwijl fragmenten uit oorspronkelijke video-opnames of uit De Meys latere filmversies de uitwerking van cellen, frases en procedures op de scène visualiseren. Bijzonder zijn de speciaal voor deze dvd’s opnieuw ingedanste fragmenten, om didactische redenen geïsoleerd uit het geheel. Dit was mogelijk omdat alle werken tijdens de periode van het onderzoek zijn hernomen of gecreëerd. Bij het puur dansante Drumming en Rain horen ook fragmenten die de band illustreren met de meer theatrale voorstellingen waaruit ze groeiden, respectievelijk Just before (1997) en In real time (2000).

Tegenhanger van de opgenomen interviews is telkens het boek met de transcriptie, die toelaat om tijdens het kijken bij de les te blijven. Bewoordingen werden soms aangepast omdat papier bij gebrek aan lichaamstaal nu eenmaal een preciezere formulering vereist. Wat op de dvd beweegt, is nu statisch: schema’s, tekeningen, patronen. Foto’s worden in reeksen achter elkaar geplaatst om de dynamiek van de performance te suggereren (het deel over En atendant & Cesena heeft zelfs een apart volume met foto’s). Cvejić voegde ook andere ‘materialen’ in – een tekening van een rosace, een afdruk van een liedpartituur, en aan het einde van elke bespreking een reeks archiefstukken. De lezer maakt kennis met de zelfverzekerde ambitie van de vroege (niet-gehonoreerde) subsidieaanvraag Rosas: dans voor vijf, maar ook met afdrukken van schema’s uit notitieboekjes, correspondentie met Steve Reich, affiches, recensies, programmateksten en zo verder. Het is heerlijk om in dit materiaal te grasduinen, al had meer danshistorische contextualisering van de (inter)nationale receptie de lezer kunnen leren waarom een Nederlandse en een Britse criticus werkelijk niets van Rosas danst Rosas begrepen, terwijl gereputeerde Amerikaanse critici als Deborah Jowitt en Anna Kisselgoff de voorstelling de hemel in prezen.

Waarom die specifieke contextualisering ontbreekt, blijkt duidelijk uit de titel: A choreographer’s score gaat over de betekenis die de choreografe aan haar werk geeft, niet over de ervaringen van critici, publiek of zelfs dansers en andere medewerkers. De Keersmaeker en interviewer Cvejić zijn vrijwel als enigen aan het woord. Cvejić sprak echter ook met andere medewerkers en verwerkte hun bevindingen in haar vragen, terwijl De Keersmaeker de grote rol van haar dansers in de creatie en transmissie van het materiaal benadrukt. Dat het overheersende verhaal niettemin eenstemmig blijft, contrasteert met andere ‘documentaire’ publicaties. Het boek Are we here yet?, geredigeerd door Jeroen Peeters, blikte in 2010 terug op de artistieke praktijk van Meg Stuart/Damaged Goods door niet alleen Stuart maar ook tal van medewerkers te laten getuigen over hun samenwerking en persoonlijke ontwikkeling.5 Stuart en Peeters gunnen de lezer zelfs geen inhoudstafel: middenin het chaotische creatieve proces, met Stuarts uitgeschreven improvisatieoefeningen en allerlei anekdotes, moet de lezer zelf het antwoord vinden op de vraag naar de ‘essentie’ van haar kunst. Logisch en legitiem dat De Keersmaeker en Cvejić hiervoor passen, gezien hun didactische doelstelling. De beperking tot ‘choreografieën en choreografe’, de telkens herhaalde structuur van de inhoudsopgaven én het glossarium geeft hun publicatie een (voor een boek over hedendaagse dans) ongeziene transparantie.

Net als je de auteurs wil verwijten de fetisjistische adoratie voor lichamen te hebben vervangen door de obsessie voor structuur en écriture, vallen andere passages in de publicatiereeks op. Hier en daar gaat het niét over geometrie en proporties, maar over the grain in de uitvoeringsstijl van Rosas. Het is alsof de auteurs achterover leunen, de gehele voorstelling herbeleven en zich verheugen over de punk-vrouwelijkheid in Rosas danst Rosas of de zwetende ‘vitalistische machine’ die zowel dansers als toeschouwers opzweept in Drumming en Rain. Tot mijn ontgoocheling bevat de gehele publicatiereeks, na alle gefragmenteerde analyses, enkel van Drumming een filmopname van de volledige voorstelling. Ter compensatie zijn het er meteen twee, van dezelfde uitvoering. Olivia Rochette en Gerard-Jan Claes monteerden een prachtige opname die verschillende camerastandpunten combineert en voorzien daarnaast op dezelfde dvd ook de statische single-cameracaptatie waarbij De Keersmaeker zelf de running commentary inspreekt. A choreographer’s score biedt zo vele wegen om het werk van De Keersmaeker en Rosas te verkennen, van studeren tot genieten (of beide tegelijk). Mijn honger is alvast exponentieel gegroeid: ik wil méér van dat, van Rosas maar ook van andere choreografen en dansers die hun publiek ernstig nemen en op tal van manieren willen initiëren in hun werelden van creatie en performance.

Footnotes

  1. Vgl. P. Phelan, Unmarked. London/New York 1996, p. 146-149; L. Louppe, Traces of dance. Drawings and notations of choreographers. Parijs 1994, p. 32.
  2. Vgl. Kanaries in de koolmijn. Masterplan voor dans in Vlaanderen en Brussel. Brussel 2007. Het rapport inspireert gecoördineerde acties van de danssector zoals Dag van de dans.
  3. A.T. De Keersmaeker & B. Cvejić, A choreographer’s score (III) Drumming & Rain. Brussel 2014, p. 11.
  4. De Keersmaeker & Cvejić, A choreographer’s score (III), p. 7.
  5. M. Stuart & J. Peeters (red.), Are we here yet? Dijon 2010.