Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 22 nr. 1

Ex Libris

Sergei Prokofiev in Antwerpen

Jan Dewilde
Koninklijk Conservatorium Antwerpen, Studiecentrum voor Vlaamse Muziek

Een van de geneugten van het werken in een bibliotheek met een omvangrijke, maar niet volledig geïnventariseerde erfgoedcollectie, is dat je nog op verborgen schatten kan stuiten. Wat is er nu opwindender dan het vinden van een uniek historisch document, een stukje geschiedenis dat je onverhoeds in handen krijgt. Dat gevoel – de kers op de taart! – hadden we opnieuw, toen we een tijdje geleden in dát deel van het magazijn waar nog onontgonnen collecties liggen, brieven van de Russische componist en pianovirtuoos Sergei Prokofiev (1891-1953) vonden. Die brieven, geschreven eind 1922 en begin 1923, staken in een archiefmap van de Maatschappij der Nieuwe Concerten met documentatie over een concert dat de Russische pianist-componist op 5 maart 1923 in Antwerpen zou geven.

De Maatschappij der Nieuwe Concerten is zonder twijfel de meest prestigieuze concertvereniging die Antwerpen gekend heeft. De kiem voor deze financieel krachtige en ondernemende muziekorganisatie lag in de muzikale activiteiten van De Kapel, een licht anarchistisch kunstcenakel dat onderdak vond in het Godshuis Lantschot, een ontwijde kapel op de Falconrui. Het waren leden van De Kapel, zoals de latere liberale politicus Louis Franck en componist Lodewijk Mortelmans, die in 1903 mee de Nieuwe Concerten stichtten. Ruime financiële ondersteuning vonden ze bij de Duitse handelskolonie – traditionele mecenassen van het Antwerpse cultuurleven – terwijl ze voor muziekadvies te rade gingen bij de fameuze Wagnertenor Ernest Van Dyck, op wiens goed gevulde adressenboekje ze een beroep konden doen. Die combinatie van ondernemingszin, kapitaal en een wijdvertakt internationaal netwerk zorgde ervoor dat de concertvereniging een eigen orkest, interessante programma's én grote namen aan het Antwerpse publiek kon presenteren. Zo haalde men in die vooroorlogse jaren solisten van het kaliber van Pablo de Sarasate, Eugen d'Albert, Ernst von Dohnányi en Leopold Godowsky naar de Scheldestad, naast dirigenten als Richard Strauss, Gustav Mahler, Arthur Nikisch, Sergei Rachmaninov en Felix Weingartner. Mortelmans zeepte het orkest voor die gastdirigenten in en leidde elk seizoen ook zelf enkele concerten.

Autografische brief van Sergei Prokofiev aan Frans Van Camp, secretaris van de Maatschappij der Nieuwe Concerten (Parijs, 26 februari 1923).
Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen, NC 1053-42

Na de 'Groote Oorlog' ging men op dat elan verder, zij het dat Mortelmans ermee ophield en als dirigent door Lodewijk De Vocht vervangen werd. Maar de stoet grote namen hield aan, met toppers als de dirigenten Igor Stravinsky, Bruno Walter, Pierre Monteux en Willem Mengelberg, en als solisten Joseph Szigeti, Clara Haskil of Alfred Cortot. En dus ook Prokofiev die in juni 1922 via het concertagentschap Ibbs and Tillett werd geëngageerd. Dat Londense impresariaat had zowat alle grote namen in hun stal en beheerste een groot deel van het muziekleven, zodat terecht kon worden geschreven dat 'Ibbs and Tillett's concert agency was to the British music industry what Marks and Spencer is to the world of the department store,' aldus Christopher Fifield. Overeengekomen werd dat Prokofiev op 5 maart 1923 bij de Nieuwe Concerten, tijdens een volledig Russisch programma, zijn derde pianoconcerto en enkele solowerken zou spelen, en dat voor een gage van 3.000 frank.

Prokofiev had zijn derde (en populairste) pianoconcerto pas in 1921 voltooid. Op 16 december 1921 zou hij het werk zelf creëren in Chicago, met het Chicago Symphony Orchestra en Frederick Stock aan de pupiter. Enkele weken later speelde hij het werk een tweede keer in New York, deze keer met Albert Coates als dirigent. En daarna reisde hij naar Europa om er zijn nieuwe concerto in Parijs en Londen te presenteren. Het was de bijzonder succesvolle uitvoering op 25 april 1922 in Queen's Hall in Londen (met het London Symphony Orchestra gedirigeerd door Coates) die de aandacht had getrokken van de concertorganisatoren in Antwerpen.

In november 1922 polste de secretaris van de Nieuwe Concerten via Ibbs and Tillett naar de partituur en het orkestmateriaal, maar die waren nog niet gepubliceerd. Ondertussen toerde Prokofiev met de enige partituur en de enige set orkestpartijen onder de arm. Enigszins bezorgd en beducht voor eventuele moeilijkheden contacteerde de organisatie via het impresariaat Prokofiev zelf, die liet weten dat De Vocht het werk zou moeten instuderen aan de hand van de pianopartij die begin 1923 door de uitgeverij Gutheil zou worden gepubliceerd. De piano is in dat derde concerto weliswaar bijna het hele werk lang aan het woord, maar voor een dirigent blijft een solopartij natuurlijk een onvolkomen middel om een nieuw concerterend orkestwerk in te studeren. De Vocht kon zich ook niet op een opname baseren, want Prokofiev zou pas in juni 1932 het werk opnemen, begeleid door het London Symphony Orchestra en dirigent Piero Coppola. Tot overmaat van ramp verdaagde de uitgeverij de publicatie van de solopartij, waarop Prokofiev rond 19 februari De Vocht drukproeven van de partituur liet bezorgen. De Vocht mocht die slechts één week houden om die dan dringend door te sturen naar Henry Wood, die het werk enkele weken later in Londen zou dirigeren. Terwijl in Antwerpen dirigent, orkestleden en organisatie steeds ongeduldiger werden, liet Prokofiev op 26 februari vanuit Parijs enigszins laconiek weten dat hij op 1 maart – vier dagen voor het concert! – in Antwerpen zou arriveren, mét de partituur en het orkestmateriaal. In diezelfde brief vroeg hij om voor hem een kamer te reserveren 'dans un hôtel comfortable et propre, mais pas cher.' De Vocht en zijn orkest hadden dus nauwelijks enkele dagen de tijd om het nieuwe werk in te studeren...

Het programma van het concert, dat op 5 maart 1923 in de Bourla plaatsvond, was er een om duimen en vingers af te likken en zou ook nu nog muziekliefhebbers doen saliveren. Het concert opende met Stravinsky's Petrushka, waarna Prokofiev in zijn opus 26 soleerde. Na de uitvoering van Rimsky-Korsakovs ouverture Groot Russisch Paasfeest was het opnieuw de beurt aan Prokofiev die op de Steinway enkele van zijn solowerken vertolkte. Afsluiten deed men in grandeur met de Polovtiaanse dansen uit Prins Igor van Borodin, waarvoor De Vocht een beroep kon doen op zijn excellente oratoriumkoor Chorale Caecilia.

De recensent van de Antwerpse krant La Métropole schreef daags nadien enthousiast over het concert dat het publiek liet kennis maken met 'le grand artiste qu'est M. Serge Prokofieff dont la double personnalité de pianiste et de compositeur est mieux qu'intéressante.' Ook De Vocht deelde in de lof. We weten helaas niet wat Prokofiev van het concert vond. In zijn partieel gepubliceerde dagboeken lezen we wel dat hij tijdens zijn Antwerps verblijf zeer gecharmeerd raakte door het Museum Plantin-Moretus. Het drukkersmuseum ademde voor hem helemaal de sfeer die hij wou evoceren in de opera De vuurengel, die hij toen aan het componeren was. In zijn dagboek noteerde hij dat de personages uit zijn opera in het museum hadden kunnen rondlopen. Iedereen die ooit zijn opera zou willen monteren, zou hij aanraden om die plek te bezoeken.

De teruggevonden brieven en documenten zijn interessant voor een betere kennis van de toenmalige muziekpraktijk en dragen weer een steentje aan de rijke mozaïek van het Antwerpse muziekleven. En even ter informatie voor verzamelaars: een weinig veelzeggende brief van Prokofiev uit 1937 werd een tijd geleden door een Londens antiquariaat aangeboden voor £ 1.850.

+++